IN DE WOLKEN
Via het Mattertal, waarschijnlijk het drukst bezochte dal van Zwitserland, rijden we naar Täsch in het uiterste zuiden van het land. Hier loopt de weg dood en moeten we onze auto achterlaten op het gigantische parkeerterrein. De laatste 5 km naar Zermatt gaan per trein. We zijn vlakbij de grens met Italië; een grens die wordt gevormd door een bijna ondoordringbare muur van bergen. Een snelle blik op het dorp en geld wisselen is het enige dat wij doen in Zermatt. Het dorp ligt op 1620 meter hoogte en is nogal excentriek... Je ziet er de meest uiteenlopende toeristen; van rijke Japanners – de vrouwen met hoge hakken en bontjassen – tot arme rugzakkers.
Elektrische wagentjes brengen de zware koffers van het station naar het hotel, en sierlijke koetsjes bieden een ritje door het dorp aan. Zermatt is uitgegroeid tot een toeristenoord van de eerste orde; het authentieke dorpskarakter is allang niet meer terug te vinden. Veehoeders in middeleeuwse kleding leiden hun schapen- en geitenkuddes op gezette tijden door de autovrije straten. Zij doen dit in opdracht van de gemeente, die van mening is dat toeristen dit nou eenmaal leuk vinden. En misschien hebben ze nog gelijk ook. Zermatt wordt omringd door 36 bergen met een hoogte van meer dan 4000 meter; negen ervan behoren tot de tien hoogste bergen van Europa. De Matterhorn is met een hoogte van 4478 meter niet de hoogste, maar staat erg geïsoleerd en springt daardoor – bij goed zicht! - het meest in het oog. De schitterende steile piramide-vorm van de Matterhorn trekt bezoekers uit de hele wereld. Helaas blijft voor ons de top vandaag onzichtbaar door laaghangende bewolking. We nemen de gondelbaan naar Schwarzsee, waarbij we twee keer moeten overstappen: in Furi en in Furgg, wat slechts namen zijn, want verder is er bij deze haltes absoluut niks te bekennen. Een wandeling van Zermatt naar Schwarzsee duurt zo´n drie uur, maar het is al laat en we willen een beetje haast maken.
Wanneer we in Schwarzsee aankomen op een hoogte van 2582 meter is het al vijf uur. Hier zullen we wachten op twee later gearriveerde reisgenoten en hun hond Grisi. We houden contact via de mobiele telefoon; zij zijn zojuist aangekomen in Zermatt. Het is koud en bewolkt, en de omliggende bergtoppen blijven voor ons verborgen. Na een uur wachten zien we onze medewandelaars uit de lift stappen en onmiddellijk beginnen we de wandeling naar boven. Ons doel voor vandaag is de Hörnlihütte op de helling van de Matterhorn, ca. 1200 meter onder de top van de berg gelegen. De wandeling naar de hut duurt tweeënhalf uur. Het pad, dat voornamelijk uit leisteen bestaat, gaat steil en kronkelend omhoog. Zo nu en dan komt de hut – hoog boven ons – in zicht, schijnbaar zo onbereikbaar. Maar wat nog een hele klim lijkt valt achteraf best mee, en om half negen bereiken we de Hörnlihütte. We zijn aangekomen op een hoogte van 3260 meter, en in de berghut krijgen we voor deze prestatie zelfs een stempel in onze paspoorten!
Vier bergkammen leiden naar de top van de Matterhorn: de Hörnligrat (noordoost), de Liongrat (zuidwest), de Zmuttgrat en de Furggengrat. De klim naar de top is het eenvoudigst via de Hörnligrat; vanaf de Hörnlihütte duurt deze onderneming ongeveer zes uur. Zelf zijn wij geenszins van plan de top te bereiken! Wel is dit de aangewezen plek om eens stil te staan bij de gebeurtenissen rond de eerste beklimming...
... In 1860 vertrok de 20-jarige Engelsman Edward Whymper naar Zwitserland met de opdracht tekeningen te maken van de hoogste toppen van de Alpen. Een Engelse alpinistenclub ter plaatse had het voornemen alle toppen hoger dan 4000 meter te beklimmen. De meeste pieken in de buurt van de Matterhorn waren in de jaren 1830-50 al beklommen, en er was een soort competitie om de beklimming van de Matterhorn ontstaan. Velen waren van mening dat deze "onneembaar" zou zijn. Al gauw bleef het bij Whymper niet alleen meer bij het tekenen van de toppen, maar begon ook hij te klimmen. Zeven maal probeerde hij tevergeefs de Matterhorn te overwinnen.
In juli 1865 sprak hij met Jean-Antoine Carrel af de Matterhorn te beklimmen vanaf Italiaanse zijde, maar het weer was erg slecht. Terwijl Whymper nog sliep ging Carrel er toch stiekem vandoor met een Italiaanse groep klimmers. Whymper was woedend, en na een ontmoeting met Francis Douglas en Peter Taugwalder, stelde hij voor de klim vanaf Zwitserse zijde te proberen. In Zwitserland aangekomen ontmoetten zij de berggids Michel Croz die reeds dezelfde plannen had gemaakt met twee andere klimmers, Charles Hudson en Robert Douglas Hadow. Ze besloten samen te gaan.
Om 04.30 uur op een wolkenloze 13 juli begonnen acht mannen aan de klim: Peter Taugwalder met zijn twee zoons Joseph en Peter jr., Michel Croz, Edward Whymper, Francis Douglas, Charles Hudson, en de jonge onervaren Robert Douglas Hadow (vier Engelsen en vier Zwitsers). Via Schwarzsee wandelden zij omhoog tot een plateau dat iets hoger ligt dan waar de Hörnlihütte vandaag de dag staat, en zetten daar hun tenten op. Tegelijkertijd had de Italiaanse ploeg onder leiding van Carrel al bijna een hoogte van 4000 meter bereikt via de Liongrat aan Italiaanse zijde, en hun kamp opgezet.
De volgende morgen, op 14 juli, besloot Joseph Taugwalder terug te keren naar Zermatt en verliet de groep. De rest kwam om ongeveer twee uur 's middags aan bij de honderd meter lange Gipfelgrat, de bergkam die naar de top leidt. Bang dat de Italianen hun voor waren geweest, bereikten zij uiteindelijk succesvol de top. Ze keken rond om te zien of er sporen waren van eventuele voorgangers, maar dan ontdekten ze de Italiaanse ploeg, een paar honderd meter onder de top.
Na een lang oponthoud op de top, maakten zij afspraken over de opstelling van de groep tijdens de afdaling. Ze lieten een fles achter met daarin een briefje waarop hun namen stonden...
… Een nachtje slapen in de Hörnlihütte is behoorlijk duur (ca. 25 Euro) voor een wel zeer eenvoudige plek in een slaapzaal: boven elkaar en naast elkaar gelegen in je eigen slaapzak, op twee enorme planken met plaats voor ongeveer tien personen. We moeten eten wat de pot schaft; vandaag is het spaghetti. De berghut is alleen bemand tijdens het klimseizoen van half juni tot half september. Voor het eerst gebouwd in 1880, gerestaureerd in 1915 en weer platgelegd in 1964. Deze nieuwe, grotere hut is gebouwd in 1965.
Er overnachten veel bergbeklimmers die van plan zijn de volgende ochtend de klim naar de top te maken, of die dit reeds gedaan hebben. Zij vertellen ons dat de route naar de top rotsachtig, en erg smal en steil is. De Matterhorn is zelfs zó steil, dat er nooit veel sneeuw op blijft liggen. Alleen het laatste deel van de klim gaat over een soort "schouder" waarop ijs en sneeuw ligt. Touwen zijn aangelegd op de steilste plekken. Het beklimmen van de Matterhorn zou in de zomer zo populair zijn, dat opstoppingen op de route kunnen ontstaan, vooral in de eerste helft van augustus. De top van de Matterhorn (Mont Cervin in het Frans, Monte Cervino in het Italiaans) is spectaculair smal. De Zwitserse top ligt op een hoogte van 4478 meter. Vreemd genoeg draagt de vlak daarnaast gelegen Italiaanse top, die een meter lager is, het kruis.
's Nachts onweert het en de wind giert om de hut. De volgende morgen is de top van de Matterhorn nog steeds niet te zien. Het wolkendek hangt precies zo laag, als de Hörnlihütte hoog staat. Maar het zicht naar beneden is wel heel indrukwekkend, we zien enorme gletsjers om ons heen. We besluiten een stukje naar beneden te gaan, tot aan Schwarzsee. Daar kunnen we dan alsnog hopen een glimp van de top op te vangen zodra de wolken opzij gaan.
De afdaling naar Schwarzsee, dat slechts bestaat uit een hotel op een hoogte van 2682 meter, gaat snel. De hele middag blijven we in het hotel rondhangen en observeren we het komen en gaan van de vele toeristen – vooral Japanners – die de gondellift naar boven nemen om dezelfde reden als wij: de spectaculaire Matterhorn te zien. Zij blijven een uurtje of twee, eten wat in het restaurant dat inmiddels bomvol zit, en gaan dan weer (teleurgesteld?) naar beneden met de lift.
In Hotel Schwarzsee betrekken we twee hele mooie kamers; op de bedden liggen heerlijke dikke donzen dekens. ´s Avonds is er van die invasie van toeristen niks meer overgebleven. De sfeer is gemoedelijk. We dineren, en onder het genot van vele koppen warme chocolademelk kaarten we tot diep in de nacht. De Zwitsers vieren een nationaal feest en buiten wordt vuurwerk afgestoken…
... Tijdens de afdaling werd de groep geleid door Croz, gevolgd door Hudson, Hadow, Douglas, en achteraan Peter Taugwalder sr., zoon Peter Taugwalder jr. en Whymper. De afdaling was niet gemakkelijk, dus besloten zij één voor één af te dalen. Toen Croz, net onder de top, de jonge Hadow wilde helpen, gleed Hadow uit, het touw brak en zo trok hij Croz, Hudson en Douglas met zich mee de diepte in, het ijs van de Matterhorngletsjer tegemoet. Whymper en de twee Taugwalders stonden verbijsterd toe te kijken.
Nog lange tijd bleven zij daar staan, voordat ze angstig aan de verdere afdaling durfden te beginnen. Het werd donker en ze overnachtten op een hoogte van ongeveer 4000 meter. Na een lange nacht vervolgden zij hun weg terug naar Zermatt, om daar het vreselijke nieuws te vertellen.
De volgende dag, op 16 juli, ging Whymper terug naar de plek des onheils met enkele bergbeklimmers en gidsen om de lichamen van de omgekomen klimmers te zoeken. Op de Matterhorngletsjer vonden zij de lichamen van Croz, Hudson en Hadow. Van Douglas werden alleen wat bezittingen gevonden. Drie dagen later brachten 21 berggidsen de drie lichamen terug naar beneden. Zij werden begraven op het kerkhof van Zermatt, en 46 jaar later werd Hudson overgebracht naar het kerkhof van de Engelse kerk in Zermatt.
Na het ongeluk was het nog lang niet afgelopen met de ellende, en ging het gerucht dat Whymper of Taugwalder sr. het touw misschien doorgesneden zou hebben. Er werd een onderzoekscommittee opgericht en de ondervragingen namen drie dagen in beslag. Een criminele opzet kon echter niet bewezen worden en de klimmers gingen uiteindelijk vrijuit. Desondanks bleven de dorpelingen achterdochtig. De goede reputatie van berggids Taugwalder sr. was voorgoed voorbij en hij vertrok onmiddellijk naar Amerika, om enkele jaren later weer terug te keren.
Het ongeluk veroorzaakte een golf van opwinding in de kranten, zowel in Zwitserland als daarbuiten. Overal ter wereld berichtten de kranten van de triomf en de tragedie op de Matterhorn. Geen andere gebeurtenis in de Alpen had ooit voor meer opschudding gezorgd. In Engeland liepen de emoties het hoogst op. Na veel overleg besloot Koningin Victoria van Engeland toch het bergbeklimmen niet te verbieden voor de Engelsen. Zermatt werd wereldberoemd, en dit was het begin van de ontwikkeling tot toeristenoord…
Wanneer wij ontwaken in Hotel Schwarzsee is de top van de Matterhorn nog steeds niet te zien, maar meer tijd om hier rond te hangen hebben wij niet. Het zal dus blijven bij deze onvolmaakte ontmoeting: wij hebben de Matterhorn onder onze voeten gevoeld, maar hoe deze eruit ziet weten wij alleen nog maar van de ansichtkaarten.
Op onze weg terug naar Zermatt komen we ontzettend veel wandelaars tegen, voornamelijk – jawel – de reeds bekende Japanners. We passeren een vreselijk nepdorpje in de romantische stijl van het oude Zwitserland, speciaal opgezet als klein pretparkje om de toeristen tijdens de wandeling te verblijden, maar vooral ook om ze van drinken te voorzien. Vrijwel iedereen houdt zich hier even op en er ontstaat een enorme opstopping. In het grasveld eromheen vormen zich grote groepen picknickende mensen. We lopen snel door.
Terug in Zermatt kopen we enkele ansichtkaarten van de Matterhorn, foto's hebben we immers niet kunnen maken. Dan in rap tempo naar het treinstation, want daar komt de volgende geitenhoeder alweer aan. Toeristen met hun camera's in de aanslag haasten zich om dit spektakel te kunnen aanschouwen. Zachtjes doch dringend, duwen zij met de ellebogen tegen hun naaste toerist. Zij zullen in ieder geval met de beste foto's thuiskomen.
Eerder gepubliceerd in Backpackers, voorjaar 2003.
© 2002 Monique van Gaal