De oude handelsroute naar Zweden
Op weg van de Lofoten naar Oslo – bijna 1400 kilometer maar liefst – overnachten we hier en daar om de lange reis even te onderbreken. Zo gebeurt het dat wij op een dag aankomen bij Junkerdalen, even ten noorden van de poolcirkel, en besluiten hier wat uit te rusten. Bij het bezoekerscentrum halen we een wandelkaart, en blijven nog een tweede dag. En nog een derde...
Markante top
We installeren ons in een prachtig houten chalet in het gehucht Junkerdal, dat een paar kilometers oostelijk van de hoofdweg E6 – die Oslo met het uiterste noorden van Noorwegen verbindt – is gelegen, vlakbij de grens met Zweden. Het uitzicht op de markante top van de berg Solvågtind is van hieruit overweldigend: spits als een puntmuts.
Het is al laat in de middag, maar we hebben nog net even tijd om de allerkortste wandeling op de wandelkaart te volbrengen: die naar het meertje, Tjørnfjelltjønna. Het is maar twee kilometer heen en twee kilometer terug, dus dat is prima te doen. Heen is het een geleidelijke klim naar een hoogte van ongeveer 350 meter, terug een aangenaam stukje snelwandelen bergafwaarts. We komen niemand tegen, en helaas ook niet die door de Noren min of meer beloofde eland. Aan het meertje, dat eigenlijk vrij onbeduidend van omvang en schoonheid is, genieten we van een appeltje, onderwijl turend naar het inktzwarte, maar toch zo heldere water.
De oude weg naar Zweden
's Nachts worden we gewekt door een hels kabaal. Hoopvol kijken we naar buiten – het is zomer, dus ook in de nacht is het licht buiten. Zijn het de mama-eland met haar twee jonkies, die regelmatig rond het huisje zouden dwalen? Nee, een brutale rode eekhoorn snelt weg en klimt rap de boom in. Dat zo'n klein beestje zoveel lawaai kan maken!
De volgende dag staat een wandeling door de kloof van Junkerdalsura op ons rap in elkaar geflanste programma. Het is de belangrijkste bezienswaardigheid van dit gebied: de oude handelsroute naar Zweden, door een bijzonder smalle kloof. Achter het bezoekerscentrum trotseren we de wiebelende hangbrug over de rivier de Junkerdalselva, en staan dan voor een informatiebord. Een gevaarlijke route, zo lezen wij.
De oude stenen route aan de noordkant van de rivier is tussen 1871 en 1878 aangelegd, toen Noorwegen en Zweden nog tot een en hetzelfde land behoorden. De weg was destijds niet breder dan zo'n tweeënhalve meter en maar net geschikt voor het vervoer per paard en wagen. Vooral in de herfst en winter was een rit door de kloof bijzonder risicovol; de woeste rivier trad nogal eens buiten haar oevers, en ook rolden er zo nu en dan enorme rotsblokken van de steile berghellingen naar beneden.
Domein van de wandelaar
In de twintiger jaren van de vorige eeuw werd de 5,5 kilometer lange weg nog wat verbreed om tevens gemotoriseerd verkeer toe te laten. Maar het mocht niet baten, de kloof was gewoonweg te smal voor moderne vervoersmiddelen. Tweerichtingsverkeer was sowieso ondenkbaar; men moest op de beurt wachten. De fatale rotslawine van 11 januari 1955, waarbij twee doden vielen te betreuren, luidde uiteindelijk de ondergang van de route in. Er moest beslist een nieuwe, veiligere weg komen. Die nieuwe route naar Zweden, aan de zuidkant van de rivier, gaat nu slingerend bergopwaarts en werd voor het eerst in gebruik genomen in 1959.
De oude route door de kloof is thans het domein van de wandelaar, ondanks dat het nog altijd oppassen geblazen is. Rotslawines in 2009 en 2010 zorgden ervoor dat thans eigenlijk alleen de eerste twee kilometers goed en veilig begaanbaar zijn. In de beschutting van de nauwe kloof groeit een heel arsenaal aan bijzondere bloemen en planten. Je vindt hier zowel soorten die in een wat warmer klimaat goed gedijen, als planten die in de noordelijke regionen veel voorkomen. Want behalve de beschutte ligging, zorgen het water en de kalkrijke bodem voor een ideale omgeving, waarin planten floreren. Een waar paradijs voor botanisten.
Rode redders in nood
Het is prettig lopen langs de heldere turquoise-blauwe rivier, de Junkerdalselva, met de vele stroomversnellingen. Na twee kilometer verlaten we de oude weg, daar waar de Trekta rivier in de vorm van een kleine waterval naar beneden klettert. Het pad gaat nu haast loodrecht omhoog, en is zó smal en overwoekerd dat je 'm nauwelijks kunt ontwaren. Het is dus zaak om goed uit te kijken naar rode stippen op de bomen, en gelukkig duikt er zo nu en dan een rood paaltje op in de rijke vegetatie. Zonder deze rode redders in nood hadden wij het pad zeker niet gevonden. Tweemaal doorwaden we kleine stroompjes die van hoog in de bergen komen. Het zijn mooie plekjes om uit te rusten, met de voeten in het water.
Na veel ploeteren en zweten eindigt de klim ineens op een riant pad: rechtsaf als je de top van de 1559 meter hoge Solvågtind wilt bereiken, en linksaf voor degenen die genoeg hebben van al dat geklim. In no time zijn we weer beneden aan de E6. Daar bezoeken we het arboretum (ontstaan in 1880) van Storjord, waar maar liefst 31 soorten pijnbomen uit de hele wereld te bewonderen zijn. Op het informatiebord lezen we dat Storjord een van de droogste gebieden van Noorwegen is. Ja, het gebied wordt zelfs vergeleken met de Sahara!
Verregende waterval
Onze laatste wandeling in Junkerdalen gaat naar de waterval, Kjemågfossen, die wij al twee dagen lang van ver hadden kunnen bewonderen. Een prachtige waterval, die in etappes langs de steile berghelling ten westen van de E6 neerstort. Donkere wolken zijn in aantocht, dus we gaan gauw op pad. We steken de Lønselva rivier over (de Lønselva en de Junkerdalselva komen bij Storjord samen om van daaruit de Saltdalselva te vormen), en volgen het oude bospad tot aan de voet van de waterval. Andermaal volgt er een klim over een onduidelijk pad, links van de donderende waterval. Maar het kon niet uitblijven, de regen. De steile, gladde rotsblokken worden glibberig als glad ijs, en we zien onszelf genoodzaakt terug te keren. Via de noordelijke oevers van de rivier lopen we terug naar Storjord, een prachtige wandeling waarbij we voortdurend even stoppen om vol verwondering naar het kraakheldere water en de op de rivierbodem liggende keien te staren. We verlaten Junkerdalen in de stromende regen, en vervolgen onze lange reis, van de Lofoten helemaal terug naar Oslo.
PRAKTISCHE INFORMATIE
Hoe er te komen
Junkerdalen ligt bij het gehucht Storjord aan de E6, de weg die Oslo met het uiterste noorden van Noorwegen verbindt. De Rv 77 – de nieuwe route naar Zweden – brengt je naar plaatsjes als Junkerdal, gelegen tussen de E6 en de grens met Zweden.
Accommodatie
Wij overnachtten in een huisje in Junkerdal, 12 kilometer verwijderd van de E6. Volg de Rv 77 richting Zweden voor 6 kilometer, sla af in de richting van Junkerdal en volg de weg nogmaals 6 kilometer. De eigenaar heeft hier eigenhandig twee zeer comfortabele chalets gebouwd. Met de husky's op zijn husky farm maakt hij in de winter slederitten met toeristen. Tel: (+47) 9903 1067. Verder is er naast het bezoekerscentrum van Storjord een camping met vrij luxe blokhutten.
Wandelen
Bij de parkeerplaats van het bezoekerscentrum (Nordland National Park Centre) starten diverse wandelingen. De wandeling naar Tjørnfjelltjønna is 4 kilometer lang en is te volbrengen in minder dan een uur. De wandeling door de kloof, langs de Trekta rivier omhoog en terug naar Storjord, is slechts 7 kilometer lang, maar door het vermoeiende karakter van de klim langs de Trekta rivier duurde het al met al toch zo'n 3 uur. Hoogtepunt is vast en zeker de lange wandeling naar de karakteristieke piek van de Solvågtind (1559 m). Deze wandeling voor gevorderden heeft een hoogteverschil van 1400 meter en een lengte van 14 kilometer. Je moet hier toch al gauw zo'n 8 uur voor uittrekken.
Natuurparken
Het gebied is een wirwar van natuurparken. Zo ligt de kloof in het Junkerdalsura Nature Reserve, een betrekkelijk klein (13,7 km2) natuurgebied. Direct ten noorden daarvan bevindt zich het Junkerdal Nationaalpark met een oppervlakte van maar liefst 682 km2 (met de berg Solvågtind). En ten zuiden en westen van Junkerdalsura vind je de Saltfjellet Conservation Area met een oppervlakte van 580 km2 (hieronder vallen ook de Kjemågfossen en het Tjørnfjelltjønna meer).
Tekst & foto’s: Monique van Gaal