Torres del Paine, Chili

RONDJE TORRES DEL PAINE

In de berm zitten we geduldig te wachten tot onze bus gerepareerd is. Nog maar vijftien minuten geleden vertrokken we uit Puerto Natales, op weg naar het Nationaal Park Torres del Paine. Onze rugzakken zitten bomvol proviand goed voor zo‘n twee weken overleven; in de winkels van Puerto Natales was van alles te krijgen. De bus heeft panne en even ziet het er naar uit dat we vandaag niet meer verder zullen komen - het is de laatste bus van vandaag. Maar na een uurtje sleutelen kunnen we verder en om zeven uur bereiken we na vier uur rijden de Guardería van Laguna Amarga. Het is hard gaan waaien. Aan het water zetten we onze tent op, op de moerassige grond.

fox

El Circuito

Het plan is de “Circuito Torres del Paine” te wandelen, een route van 86 kilometer, plus twee zijpaden – vanaf de zuidkant naar het hart van het gebergte – van nog eens 18 (naar de Torres) en 10 kilometer (naar de Cuernos). De trek is het beste te maken tegen de wijzers van de klok in, zo worden de zwaarste etappes tot het laatst bewaard. Deze route in het bekendste nationale park van Patagonië, op ongeveer honderd kilometer ten noorden van Puerto Natales in zuid Chili, loopt rondom een massief dat deel uit maakt van het Andes Gebergte, de ruggegraat van Zuid-Amerika. Enkele steile toppen hebben een hoogte van meer dan 3000 meter. Het massief steekt in de vorm van een rechthoek zijn kop uit boven het overigens vlakke en kale steppelandschap ten oosten ervan. Ten westen vind je het uitgestrekte continentale ijs (Hielo Continental Sur) waarvan drie belangrijke gletsjers in het park uitmonden.

De volgende morgen om negen uur beginnen we te wandelen. In het vlakke land lopen aardig wat vossen rond. Links van ons de toppen van de Torres waarnaar het park vernoemd is: een schitterend panorama. Dan volgen we het pad links van de Rio Paine, en na vijf uur lopen komen we aan bij Camp Seron. Het waait ontzettend hard, het is koud en de plek ziet er verlaten uit. Aan een van de picknicktafels lunchen we. Het is nog driLaguna Amargae uur lopen tot aan Camp Coiron. Onderweg passeren we een kleine lagune in de vorm van een hoefijzer, met kristalhelder water in groen-turquoise kleuren. Langs de steile wanden aan de zuidkant van Lago Paine klimmen we naar boven, terwijl de wind ons uit alle macht lijkt om te willen blazen. Zodra het meer uit zicht verdwijnt zien we de vieze en vervallen refugio (letterlijk: toevluchtsoord) van Lago Paine – ook wel Camp Coiron – onder ons liggen. Een ‘camp’ of ‘campo’ is vaak niet meer dan een veldje waar de grond min of meer geschikt is om de tent op te zetten; faciliteiten ontbreken er veelal en soms sta je er in je eentje. We zetten onze tent op naast die van twee Brazilianen en twee Oostenrijkers. Het stikt van de muggen en zelfs onze muggenspray weerhoudt ze er niet van ons leeg te prikken.

 

Gletsjers en ijsbergen

Het is slechts drie uur lopen naar Lago Dickson. Van boven op de berg hebben wij een prachtig uitzicht op de omgeving: het melkwitte meer – Lago Dickson – met de drijvende ijsbergen, de Dickson gletsjer en de refugio. We dalen af naar het vlakke land onder ons en blijven zo‘n twee uur bij de refugio rondhangen, drinken er warme thee, eten wat broodjes en genieten van de aangename warmte in de gezellige hut. Maar kamperen bij Lago Dickson is niet gratis, dus kiezen wij ervoor een ander plekje op te zoeken. Het pad gaat flink omhoog de bossen in, terwijl we de Rio de los Perros achter ons laten. Het wordt al laat. Ondanks dat we temidden van een woud van torenhoge bomen terecht zijn gekomen, besluiten we de tent toch maar hier op te zetten. Door de harde wind slaan de bomen met veel geweld en kabaal tegen elkaar aan, en piept en kraakt het de hele nacht door. Het is te hopen dat er geen boom om zal vallen – al die takken en bomen op de grond voorspellen echter anders… Reden genoeg voor een angstig nachtje.

Vier uur lopen naar Campo los Perros. Het weer is goed. Onderweg moeten we enkeleKamperen in Torres del Paine rivieren oversteken over boomstammen, en passeren we na het beklimmen van enorme rotsen een vlakte met een klein meertje, een piepklein gletsjertje en wat drijvende ijsschotsen. Ik probeer er foto‘s van te nemen, maar de wind is zó sterk dat ik me met moeite staande kan houden. Bij aankomst in het kamp is er niemand aanwezig, maar tegen de avond staan er zo’n tien tentjes. We eten spaghetti en kletsen met de andere wandelaars, terwijl het zachtjes is gaan regenen.

 

El Paso en het continentale ijs

De volgende morgen regent het pijpestelen, toch besluiten we de Paso (pas) vandaag te doen. We vertrekken om tien uur om de eerste twee kilometer door de Pantano te lopen, een moerassig gebied waar we continu tot onze enkels de modder in zakken. Dat wil zeggen, wanneer we nog een beetje opletten, want anders zouden we zeker tot onze knieën wegzakken! Dit is de eerste uitdaging van vandaag; een dag vol uitdagingen. En dat allemaal in de stromende regen.

Uitdaging nummer twee bestaat uit een “brug” van wiebelende boomstammen over een waterrijke, donderende rivier. Nummer drie: de steile klim over rotsen naar de Paso op een hoogte van 1240 meter. Het waait er zo ongelooflijk hard dat het voor mij (met mijn luttele 50 kilo) soms gewoonweg onmogelijk wordt om rechtop te staan of ook maar één stap te zetten. Zo nu en dan moet ik gauw gaan zitten om te voorkomen dat ik simpelweg omgewaaid wordt. En de regen is eindeloos, net als de kou, onze handen lijken wel bevroren. Na de pas een prachtig uitzicht – ondanks de regen en de laaghangende bewolking – over de Grey gletsjer: een eindeloze witte zee van ijs.

Dan begint de laatste en tevens zwaarste uitdaging. Nummer vier. De afdaling naar de diepe rand van de gletsjer. Dit neemt maar liefst tweeënhalf uur in beslag. Langs de steile, bijna loodrechte wand van modder houden we ons krampachtig vast aan scheefgegroeide bomen, om niet in een pijnlijke val helemaal naar beneden te glijden. Beneden aangekomen in Camp el Paso realiseren we ons pas goed hoe doorweekt we zijn. Dit dankzij onze non-goretex uitrusting… We zetten de tent op onder de meest erbarmelijke omstandGuanacos in Torres del Paineigheden denkbaar, nog steeds in de niet aflatende regen. Zittend in de tent nemen we de schade op: de spullen in de rugzak van mijn vriend zijn drijfnat, zijn regenhoes blijkt waardeloos. Mijn spullen zijn nog aardig droog gebleven. Buiten koken lukt vandaag niet, dus eten we brood met tonijn in de tent. Het kamp ligt op een hoogte van vierhonderd meter, dat betekent dat we na de Paso maar liefst 840 meter gedaald zijn. Het is maar goed dat we de pas vandaag hebben ‘veroverd’, later horen we dat deze de volgende dag werd gesloten voor trekkers in verband met zware regen- en sneeuwbuien.

Het regent nog altijd wanneer we wakker worden. We volgen het pad langs de uitgestrekte Glaciar Grey, stijgend en dalend over de steile wand. Het weer wordt iets beter, en daardoor ook het spectaculaire zicht op de gletsjer en de bergen in de omtrek. Onderweg zijn er weer enkele watertjes te doorkruisen, stromend vanaf de Paine Grande hoog boven ons. Maar dan begint het ineens te sneeuwen!

Na vijf uur ploeteren komen we aan bij refugio en camping Grey, precies op de plek waar de gletsjer in het meer – Lago Grey – uitmondt. In het meer drijven tientallen ijsbergen rond, een prachtig gezicht. We zetten de tent op en drogen onze spullen bij het vuur in een kleine hut. Lago Grey is een heerlijke plek om even uit te rusten. We zitten dan ook de hele middag in de zon – die inmiddels weer is gaan schijnen – naar het meer en de ijsbergen te turen.

 

Los Cuernos del Paine

Wanneer ook de volgende ochtend de zon volop schijnt, genieten we nog even van het meer en beginnen de wandeling pas om één uur. De eerste paar kilometer gaan langs Lago Grey. Dan klimt het pad omhoog, de bergen over, op weg naar het volgende meer: Lago Pehoé. Het zicht op Lago Pehoé is schitterend, de kleur van het water diep blauw-groen. Om ongeveer zes uur komen we aan bij de Refugio van Lago Pehoé, waar we een late lunch klaarmaken: brood, kaas en tUitzicht bij de Torreshee.

Na het eten stappen we weer op en wandelen nog twee uur door naar Campo Italiano, waar we om negen uur aankomen. De zomers in Patagonië hebben zúlke lange dagen, tot middernacht blijft het licht buiten, zodat je eigenlijk op bijna elk tijdstip van de dag kan wandelen. Maar zelfs de korte nacht is niet echt donker te noemen: zelfs in het felle schijnsel van de maan kan je je weg wel vinden.

Campo Italiano is een teleurstelling… we verwachten enkel rust, zoals wij dat tot nu toe gewend zijn. Maar het kamp is overbevolkt, met de meest natuur-onvriendelijke types: overal ligt afval, iedereen maakt zijn eigen vuurtje en laat eromheen een enorme troep achter. Een donker plekje temidden van dichte bossen.

We laten onze tent met bagage achter in het kamp (ik vergeet zelfs mijn moneybelt mee te nemen – oeps!). Vanuit Campo Italiano is het ongeveer twee uur lopen door moerassig gebied tot aan Campo Británico. Dit pad voert naar het hart van het massief, waar we de Cuernos del Paine van dichtbij kunnen aanschouwen – een groep hoge, scherpe pieken van graniet met een laagje zwart sediment erop ‘geplakt’. De wandeling is prachtig en de zon schijnt de hele dag. Na nog eens 45 minuten lopen komen we aan bij de mirador met het mooiste zicht op de Cuernos (hoorns). In het westen de besneeuwde toppen van de Cerro Paine. Zo nu en dan valt er een lawine de bergen af, een fantastisch gezicht dat gepaard gaat met een donderend geraas.

Terug in Campo Italiano brPaso de los Cuernoseken we de tent af, pakken onze spullen in en vertrekken rond zes uur voor een wandeling van twee uur. Het is heerlijk wandelen in de vroege avond, met de zon nog steeds hoog aan de hemel. Over de Paso de los Cuernos met rechts van ons het felblauwe Lago Nordenskjöld. Op het veld bij de refugio aan de Paso de los Cuernos vinden we een mooi plekje om onze tent op te zetten, met uitzicht over het grote meer. Hier kunnen we eindelijk weer eens een hete douche nemen, onze eerste douche sinds het begin van de trekking!

We nemen de tijd en vervolgen de volgende dag pas om half twee onze weg over de Paso de los Cuernos. Het is een warme dag, geen wolkje aan de lucht, een felle zon. Nergens schaduw, alleen wat lage bosjes aan beide kanten. Het is een makkelijke wandeling, het terrein wordt steeds vlakker. Dan buigt de route af naar het noorden en komen we aan bij Camp Las Torres: een dure hostería, een refugio en een camping. We hebben een mooi, afgelegen plekje op de camping en mogen wederom gebruik maken van de hete douches. ‘s Avonds drinken we wat in de refugio met trekkers die we eerder in Campo los Perros waren tegengekomen.

 

Eindelijk, las Torres

Op onze laatste wandeldag zien we dan eindelijk de beroemde Torres (torens) van dichtbij. We beginnen de klim naar 880 meter hoogte om acht uur in de ochtend. Naar verwachting zullen we er vier uur over doen om het uitzichtpunt te bereiken, maar we doen er slechts 2 uur en 45 minuten over. Onze conditie is de laatste dagen blijkbaar aanzienlijk verbeterd! Het laatste deel van de idioot steile klim gaat over gigantische rotsblokken, waarvan we alleen maar kunnen hopen dat ze niet plotseling naar beneden zullen denderen…

De TorresNog een paar stappen en dan beginnen de Torres langzaam boven ons hoofd uit te torenen, eerst een klein topje en dan komen stukje bij beetje de drie granieten naaldrotsen helemaal in zicht: glad, steil en buitengewoon indrukwekkend. De middenste Torre heeft een hoogte van maar liefst 2800 meter. Onderaan de Torres liggen gletsjers. Met weer daaronder een steile rotswand. En aan de voet van dit alles een gletsjermeertje waar verschillende watervalletjes in uitmonden. Hier ontspringt de Rio Ascensio, die zijn weg vervolgt langs het pad dat we zojuist hebben gelopen. Wolken omarmen de toppen van de naaldrotsen, wat een extra dimensie geeft aan het hele plaatje; onder een wolkenloze hemel zouden deze imposante rotsen misschien lang niet zo hoog lijken.

Als twee steenbokken rennen we terug naar beneden over de rotsen… een regelrechte aanslag op onze knieën! Bij de tent aangekomen begint het helaas te regenen en we horen dat de minibus naar Laguna Amarga net tien minuten geleden is vertrokken. We besluiten de tent af te breken en de zeven kilometer naar Laguna Amarga te lopen. Daar zal om zeven uur nog een bus naar Puerto Natales vertrekken. Gelukkig krijgen we halverwege een lift en zo zijn we toch nog ruim op tijd bij de bushalte. Voeg daaraan toe dat de bus ook nog een uur te laat komt. Bij de Guardería grazen een aantal guanacos – deze karakteristieke dieren hadden we tijdens onze trekking nog niet gezien. Ook loopt er een vos rond. En een van de trekkers die op de bus staan te wachten heeft zelfs twee poema’s gezien! Een Italiaanse klimmer vertelt over zijn succesvolle klim naar de top van een van de Torres. Ik heb veel (domme) vragen voor hem, hij beantwoordt ze trots en geduldig. De busrit duurt dit keer maar twee uur, en tegen tienen ‘s avonds zijn we alweer terug in Puerto Natales. We zoeken een kamer en gaan dan onmiddellijk op zoek naar die welverdiende pizza!