Puissante rijkdom en een allesverwoestende aardbeving
Ontdekkingsreizen in de 15de en 16de eeuw brachten Portugal ongekende rijkdom en grandeur. Met de hoge opbrengsten van kruiden en specerijen uit India, goud en diamanten uit Brazilië, konden megalomane bouwprojecten als het Hiëronymietenklooster in Belém bekostigd worden. De aardbeving van 1755 bracht roet in het eten; veel van de vergaarde weelde ging ten onder aan die allesverwoestende ramp. Opeens hadden de Portugezen wel iets anders aan hun hoofd dan koloniale expansie. Wat is er heden ten dage eigenlijk nog over van al die rijkdom van weleer?
Zeeweg naar India
We worden er stil van. Staand voor het reusachtige, en toch gracieuze, Hiëronymietenklooster van Belém (Portugees voor Bethlehem), beseffen wij eens te meer hoe ver de macht van die Portugese rijkdom reikte. Dít was de plek waar de befaamde ontdekkingsreiziger Vasco da Gama en zijn zeemannen, in de nacht vóór hun vertrek in het jaar 1497, samenkwamen om te bidden. Een succesvolle reis werd het zonder meer: zij ontdekten de zeeweg naar India. Koning Manuel I was zo in zijn nopjes met al het geld dat de schatten uit de Oost in zijn laatje brachten, dat hij hier, op deze magische plek, een enorm klooster liet bouwen. Zijn architecten hoefden niet te beknibbelen; met de torenhoge belasting die geheven werd op de overzeese handel, konden zij de meest grandioze monumenten denkbaar creëren. De geheel nieuwe stijl waarin dit prachtige kalkstenen klooster werd opgetrokken, werd uiteraard naar de koning vernoemd: de Manuelstijl. In de basis een gotische stijl, uitbundig versierd met naturalistische sculpturen die alles van doen hebben met de zeereizen. Naast christelijke ornamenten zien we afbeeldingen met een maritiem thema, zoals schelpen, algen, vissen, scheepstouwen, knopen en ankers. Vooral het rijk gedecoreerde zuidportaal van het klooster imponeert. Tussen de twee zware deuren ontwaren wij Hendrik de Zeevaarder op een voetstuk; zelf geen groot reiziger, maar wel de initiator en geldschieter van vele ontdekkingsreizen. Het waren de monniken van de orde der Hiëronymieten die de eer kregen om het klooster te bevolken. Bidden voor de eeuwige ziel van de koning, dat was hun taak. En natuurlijk ook het geestelijk bijstaan van zeelieden die op het punt van vertrek naar verre, onbekende oorden stonden.
Tijdens een rondgang door het immense klooster – de façade alleen al meet meer dan driehonderd meter – maakt het uitzicht vanaf het balkon op het rijke interieur van de prachtige Santa Maria kerk, de meeste indruk. Robuuste en copieus opgesmukte zuilen ondersteunen de majestueuze gewelven en brengen diepte in het geheel. We wandelen door de dubbele kloostergang en bewonderen de talloze Manuelijnse tierelantijntjes. In de kerk zijn het de pompeuze sarcofagen van Vasco da Gama en de kroniekschrijver Luís de Camões – die in zijn gedichten de ontdekkingsreizen verheerlijkte – die de aandacht opeisen. En ook de door olifanten gedragen graftomben van koning Manuel I en zijn vrouw Maria blinken uit in schoonheid.
Natte voeten
Evenals het klooster, werden de nabij gelegen Torre de Belém en de Padrão dos Descobrimentos in 1983 op de werelderfgoedlijst van UNESCO gezet. De drie monumenten staan, meer dan elk ander gebouw in Lissabon, symbool voor het succes van de Portugese ontdekkingsreizen. Bezoekers staan in een lange rij om de Torre de Belém te bezichtigen, terwijl het in het belendende park een gezellige drukte van jewelste is van fotograferende bezoekers, spelende kinderen en uitrustende joggers. Ook deze 35 meter hoge toren is helemaal in de Manuelstijl opgericht. De 'Torre' – eens de ceremoniële toegangspoort tot Belém – stond aanvankelijk nog op een klein eilandje ergens midden in de rivier de Taag, maar door de zware aardbeving van 1755 wijzigde de loop van de rivier zó drastisch, dat het bouwwerk vlak aan de oever kwam te liggen. Later werd de toren als gevangenis gebruikt; gevangenen in de kerkers kregen regelmatig natte voeten als het water weer eens hoog stond.
Ook de Padrão dos Descobrimentos – monument der ontdekkingen – bevindt zich pal aan de rivier. Op deze constructie in de vorm van een scheepsboeg met gebolde zeilen, zijn allerlei zeevarende beroemdheden te herkennen. Hendrik de Zeevaarder staat aan het hoofd. Maar ook cartografen, kunstenaars, wetenschappers, missionarissen, dichters en leden van het koningshuis staan hier afgebeeld; eigenlijk een ieder die zijn eigen steentje heeft bijgedragen aan de lucratieve zeereizen. Het 52 meter hoge monument werd in 1960 opgericht door toenmalig dictator Salazar, precies 500 jaar na de dood van Hendrik de Zeevaarder.
Een vernietigende aardbeving
Het mag welhaast een wonder heten dat de historische gebouwen in Belém zo weinig schade hebben geleden door de aardbeving van 1755, een van de meest vernietigende en dodelijke aardbevingen in de wereldgeschiedenis. Een tsunami en een brand die dagenlang aanhield volgden. Ongelukkigerwijs sloeg de minutenlange beving juist op de ochtend van Allerheiligen toe, toen de kerken vol gelovigen zaten. Gewelven stortten in, waardoor het dodental onder de kerkgangers bijzonder hoog was. Overlevenden vluchtten naar de open ruimtes, en zagen hoe het water in de Taag zich rap terugtrok. Verloren gegane ladingen en oude scheepswrakken doken weer op, en minuten later werd de stad bedolven onder een vernielzuchtige vloedgolf. Ongeveer 85 procent van de gebouwen moest eraan geloven. Mensen probeerden de stad te ontvluchten, maar werden zonder pardon teruggestuurd door het leger: niemand zou aan de schone taak om de stad weer netjes op te ruimen ontkomen! Koning José I en zijn eerste minister – beroemd geworden onder de naam Markies de Pombal – namen onmiddellijk tal van architecten en ingenieurs in dienst en het duurde niet lang of Lissabon was weer helemaal opgebouwd. Zij het in een geheel andere stijl: ruime kaarsrechte straten zouden voortaan het aanzicht van Lissabon bepalen. Maar de beving had niet alleen gevolgen voor het uiterlijk van de stad. De diepvrome burgers vroegen zich af hoe zoiets rampzaligs juist op een katholieke feestdag kon gebeuren? Hoe om te gaan met deze uiting van boosheid van God? De ramp heeft veel filosofen aan het werk gezet; deze krachten van de natuur moesten op een andere wijze te verklaren zijn. Dat werd het begin van seismologisch onderzoek. En de verdere koloniale ambities? Die werden voorlopig maar even in de ijskast gezet.
Een megalomaan paleis
Alsof we nog niet genoeg hebben van al die pracht en praal, huren we een auto en rijden naar het iets noordelijker gelegen Mafra. Een weldadig vredig plaatsje. Hier geen lange rijen, maar slechts een handjevol bezoekers dat er rustig even de tijd voor neemt. Het barokken paleis annex klooster en basiliek lijkt het hele dorp op te slokken, en is al van een grote afstand te spotten in het landschap. En dat allemaal gefinancierd met de goudopbrengsten uit Brazilië. Even wat harde cijfers: 1200 kamers, 156 trappenhuizen, tienduizenden deuren en ramen, een bibliotheek met wel 40.000 boeken, talloze binnenpleinen en tientallen ellenlange gangen. Als de klokken van de carillons in de twee torens van de basiliek worden bespeeld, is dit tot 15 kilometer in de omtrek te horen. Werkelijk alles aan dit paleis is buitenproportioneel.
Koning João V zwoer dat als zijn vrouw voor nageslacht zou zorgen, hij als dank een groots complex zou laten bouwen. En zo geschiedde: in 1711 werd dochter Maria Barbara geboren, waarna de eerste steen kon worden gelegd. Alleen het beste kalksteen en marmer uit de regio was goed genoeg. Het paleis is om in te verdwalen, zo groot, en toch krijgen wij niet de indruk dat de koninklijke familie het hier zo gezellig had. De koning en de koningin hadden ieder een eigen vleugel, en er lag maar liefst 230 meter gang tussen hen in. De ontelbare vertrekken zouden bovendien nauwelijks in gebruik zijn genomen. Het gebouw staat niet bepaald bekend om een verfijnde stijl. Bovendien zijn de ellenlange gangen toch echt iets té lang. De eet-, woon- en slaapkamers zijn bijzonder fraai ingericht, maar het zijn er gewoonweg te veel. Een bezoek neemt dan ook behoorlijk wat tijd in beslag; wij zetten er op den duur maar de pas in.
De bouw zou het leven hebben gekost aan tienduizenden arbeiders. Of het dat waard was, is voor sommigen de vraag. Wij zijn vooral gecharmeerd van de 18de eeuwse ziekenboeg, met de vele bedjes die achter gordijntjes verscholen gaan. Maar hoogtepunt is toch wel de indrukwekkende 88 meter lange bibliotheek die zich aan het einde van een schier oneindige gang bevindt. Het zijn de vleermuizen die de antieke boeken behoeden voor verval; 's avonds komen ze via kiertjes naar binnen om zich tegoed te doen aan boosdoenende insecten.
Een waar sprookjeskasteel
Het pittoreske plaatsje Sintra wordt druk bezocht, maar wij rijden linea recta de heuvel op, het dorp weer uit, op weg naar het Palácio Nacional da Pena. Naarmate de weg stijgt neemt de mist toe en de drukte af. Een wandeling van een kwartiertje door het exotische park, over bochtige paden en langs stenen bankjes, brengt ons aan de voet van het paleis. Het voelt alsof we in de Efteling zijn aanbeland. Een waar sprookjeskasteel in de kleuren okergeel en rozerood torent boven ons uit. Compleet met bewandelbare kasteelmuren, kantelen, uitkijktorens, en er is zelfs een ophaalbrug. Praalziek en kitscherig, maar in al zijn lelijkheid toch ook wel weer mooi.
Het was de ons reeds bekende koning Manuel I die hier in 1511 een Hiëronymietenklooster liet neerzetten. Nadat het klooster in 1834 – toen de Portugese staat de religieuze orden afschafte – leeg was komen te staan, kocht koning Ferdinand II, de fantasierijke in Wenen geboren echtgenoot van koningin Maria II, het gebouw in 1838. Geïnspireerd door de Duitse Romantiek, gaf hij aan de Duitse Baron von Eschwege de opdracht om het oude klooster te verpakken in iets dat moest lijken op een mooi Beiers kasteel. Het kleine beetje klooster dat nu nog over is, valt helemaal uit de toon bij al dat eromheen is gebouwd. De luxueus ingerichte kamers, protserige zalen, knus ogende slaapkamers, antieke meubels en allerhande pronkstukken getuigen van decadentie, maar ook van een zekere wansmaak. Goedschiks of kwaadschiks, dit paleis zal een ieder weten te intrigeren. Niet voor niets werd het slot in 1995 toegevoegd aan de erfgoedlijst van UNESCO.
Lust voor het oog
Mooie gebouwen te over, zo ontdekken we ook gedurende de rest van ons bezoek aan Lissabon. De oude trammetjes zijn een lust voor het oog, maar zie maar eens een zitplaatsje te bemachtigen. Heel duidelijk valt er onderscheid te maken tussen de wijken die wel en de wijken die niet aan de aardbeving zijn bezweken. Het ruime Praça do Comércio aan de Taag oogt modern; de majestueuze triomfboog is gebouwd ter ere van de wederopbouw en biedt toegang tot de kaarsrechte winkelstraat Rua Augusta. We lopen deze straat uit, op zoek naar de fameuze Santa Justa lift, die je naar een hoger gelegen wijk brengt. De 45 meter hoge ijzeren constructie doet sterk denken aan de Eiffeltoren. Tip: neem op drukke dagen de lift van boven naar beneden; geen lange rij en je hebt de lift helemaal voor jezelf. De Carmokerk, die zich naast het uitzichtplatform van de lift bevindt, is flink beschadigd door de aardbeving. Nog altijd ontbreekt het dak van deze kerk, die thans dienst doet als archeologisch museum. Ook de Sé, de kolossale kathedraal, is door de eeuwen heen menigmaal verwoest door aardbevingen, maar steeds weer nauwkeurig herbouwd.
In de Moorse wijk Alfama zien wij voor het eerst hoe Lissabon er eeuwen geleden uit moet hebben gezien. Hier is ondanks het natuurgeweld een hoop bespaard gebleven. Via nauwe, kronkelige straatjes en trappen klauteren we omhoog naar het hoog op de heuvel gelegen Castelo de São Jorge. Het uitzicht op de stad en de Taag is fenomenaal. Niet vreemd, dat dit een van de favoriete hangplekken van Lissabons eigen burgers is. Gezeten in de schaduw van een boom of wandelend over de oude muren, maar vooral, tegen het einde van een mooie zonnige dag, genietend van een wondermooie zonsondergang.
© 2016, Monique van Gaal
Zie ook: Startpagina Lissabon