ALS HET TIJ KEERT
Op het busstation van El-Jadida valt niet veel te beleven, behalve koffie drinken, chocola eten en wachten. De bus naar Oualidia wordt om drie uur verwacht. Sissi, een verpleegstertje uit Safi, vertelt ons dat Oualidia ‘maar een vies dorpje’ is. We zouden er beter aan doen met haar door te reizen naar Safi, daar zou het véél mooier zijn. Voor de zekerheid geeft ze ons haar telefoonnummer, ze heeft nog wel een slaapplaats over voor ons drietjes.
Prinsheerlijk
Toch hecht ik meer waarde aan de woorden van de man achter het loket: “Oualidia is een prachtig dorp! Vergeet in de bus vooral niet rechts te gaan zitten, dan hebben jullie het allermooiste uitzicht!”, belooft hij ons. Hij staat erop onze rugzakken eigenhandig naar de bus te sjouwen wanneer die het station binnenrijdt, en zwaait ons nog uitbundig na.
En hij heeft niets teveel gezegd. Tijdens de één uur durende rit langs de kust komen we langs enkele van de mooiste vergezichten van Marokko. Soms gaan we pal langs het strand, om vervolgens weer hogerop te rijden, met beneden ons de onstuimige hardblauwe zee en de hoge golven met witte schuimkoppen. Maar ook zijn er rustige binnenwaters, lagunes met zoutpannen en witte zoutbergen, en rijkgeschakeerde akkers waarop allerlei soorten gewassen groeien. Veel vogels; één keer denken we zelfs heel in de verte flamingo’s te zien.
Prinsheerlijk zitten we in de luxe bus even lekker te genieten. Onze zoon van vier heeft contact gemaakt met het jongetje in de stoel naast ons, samen hebben ze de slappe lach. Er zitten nog een paar toeristen in de bus. Waar ze heen gaan weten we niet. In ieder geval níet naar Oualidia, want wij zijn de enige passagiers die er uitstappen.
Het ingeslapen dorp ligt bovenop een helling aan zee. Mannen kletsen met elkaar in de schaduw van wat boompjes, of zitten op wankele bankjes in het park. Aan de (enige) weg vind je een paar winkeltjes. Vlakbij is een goedkoop hotelletje, maar voor deze ene keer hebben we besloten eens wat geld over de balk te smijten (voor onze reisbegrippen). Het zijn tenslotte onze laatste dagen in Marokko. In de reisgids wordt een comfortabel hotel aan de kust genoemd; eerder vandaag heb ik gebeld om alvast een kamer te reserveren. We lopen de straat in die naar beneden leidt, in de richting van de schitterende witte villa’s… Wat een geweldig uitzicht! Daar beneden ligt de strakblauwe, rimpelloze lagune van Oualidia, met erachter de rotsen en de wilde golven van de Atlantische Oceaan.
Monsieur Achmed, le patron, ontvangt ons met een bulderend “Moníque!” en komt met uitgestrekte hand op ons af. De kamer is brandschoon, staat vol houten meubels, heeft een groot stenen balkon en is bovenal aangenaam rustig. Het hotel ligt aan de zuidkant van de lagune en vanuit het winderige openlucht restaurant heb je een geweldig uitzicht op het water. En hebben we het goed gehoord? Krijgen we echt dertig procent korting op de kamerprijs?
Ex-kolonialen
De kleine valt meteen in een diepe slaap om voor zonsondergang weer wakker te worden. Net op tijd om nog een glimp op te vangen van de lagune, wanneer we neerstrijken in het restaurant voor het avondeten. Al snel wordt het donker. Er zitten aardig wat mensen in het restaurant, een heel ander slag toerist dan we tot nu toe op onze reis door Marokko zijn tegengekomen: gepensioneerde Fransen. ‘Type ex-kolonialen’, besluiten we onze observatie.
Dan lopen we Hans tegen het lijf, ook hij is met pensioen en woont tegenwoordig in Genève. Hij zegt dat hij behalve twee huizen in Zwitserland ook een appartement in Marrakech bezit. Hij zou al dertig jaar in Oualidia komen, toch zijn wij de eerste mede-Nederlanders die hij hier tegenkomt, verzekert hij ons. Een vreemde snuiter. Of we wat met hem willen drinken. Dat willen we wel, maar ook onze magen knorren. We bestellen een van de drie gigantische menu’s op de kaart. Eén menu voor ons tweeën, dat is meer dan genoeg voor onze kleine magen. Een bordje spaghetti erbij voor de kleine. Hans heeft later nog een eetafspraak, dus hij houdt het bij een whisky on the rocks.
En wát voor een menu! Achtereenvolgens wordt ons een enorme salade, een grote schaal met verscheidene gefrituurde vissen, brochettes, een bord patat en caramelpudding geserveerd. En dat allemaal voor zo’n tien Euro. Mijn vriend is – na dagen van onthouding – ontzettend blij met zijn biertje. En Hans is blij ons zo tevreden te zien, en dringt aan al ons eten van vanavond te willen betalen. Maar daar willen we niks van weten! Met grootse gebaren roept hij Monsieur Achmed erbij en laat hem plechtig beloven dat alle kosten van vanavond voor zíjn rekening zullen komen. Tegenspraak duldt hij niet.
Hond mee
Langs de lagune lopen we naar de grote oceaan. Wat een wilde zee! Torenhoge golven! Vast niet veilig om in te zwemmen. Ook de vissers zijn al dagenlang niet meer uitgevaren, hun bootjes liggen werkeloos bijeen op het strand. Het ene moment trekt het water zich met grote kracht terug, het volgende moment moet je rennen voor je leven wanneer de meters hoge branding met topsnelheid en luid gerommel op je af komt rollen. Tegen de rotsen springen golven uiteen en spatten meters hoog de lucht in.
Op het strand liggen wat toeristen te zonnebaden, ondanks het frisse weer. We vermoeden dat de meesten van hen Frans zijn. Vele van hen hebben zelfs hun hond meegenomen, of het nou een poedel is of een Doberman. Terug aan de lagune komt de vloed weer opzetten en vult de baai zich rap met zeewater dat tussen twee hoge rotsen door naar binnen stroomt. Om ons heen liggen wat bontgekleurde vissersbootjes op het droge. Het water is koud en er staat een harde wind. Zwemmen zit er niet in, maar een beetje luieren in de zon gaat nog net.
Wanneer het water zich rond twee uur weer razendsnel terugtrekt uit de baai, wandelen we naar de vervallen villa van de vroegere koning van Marokko, Mohammed de Vijfde, aan de oostkant van de lagune. Een prachtig skelet en een leeggelopen zwembad is al dat ervan over is, met een grote tuin vol bomen aan de achterzijde. Er woont allang niemand meer, en dat is jammer, want het is een schitterende plek. We lopen terug, door het bos en langs de leegstaande villa’s die trapsgewijs tegen de helling aan zijn gebouwd. Het zijn de villa’s van rijke inwoners van Casablanca, dat op slechts twee à drie uur rijden hiervandaan ligt. Misschien komen zij hier alleen in de weekenden? Hans had ons al verteld dat het zondag erg druk was geweest op het strand; nu is er alleen nog maar een handjevol toeristen.
Eten in overvloed
De volgende ochtend is er bijna geen water meer te bekennen in de lagune: laagtij. Het is zwaar bewolkt, perfect weer om naar boven te lopen en wat inkopen te doen, traveller cheques te wisselen bij de bank en te informeren naar de bustijden. Bepakt met kilo’s bananen, mandarijnen, chips, cola en chocomel komen we terug.
Intussen is de zon weer gaan schijnen en kunnen we weer heerlijk op het strand gaan zitten. Met kleren aan dan, want warm is het nog altijd niet. Man en kind bouwen in het zand de vermaarde muren van Taroudannt na – twee weken geleden brachten we een bezoekje aan deze stad.
Terug in de kamer zit ik op het balkon in de zon. Zo uit de wind, op het zuiden, is het bloedje heet. Dat is nog wat anders dan aan het winderige strand. Het winkeltje aan de overkant zou ‘bomboms’ verkopen, mochten ze ooit van plan zijn open te gaan.
‘s Avonds bestellen we voor de derde keer ons favoriete menu, maar vallen dan van de ene in de andere verbazing wanneer wij achtereenvolgens krijgen voorgeschoteld: een reuze-pan met vissoep, een salade, een enorme schaal met zwarte zeeëgels en oesters, een pan vol met ons onbekende zeediertjes in schelpen, een gigantische gebakken vis, spaghetti voor de kleine, een groot bord patat, appeltaart, bananen, appels en alsof dat allemaal niet genoeg is, nog een kilootje druiven. We snappen er niks van, vanwaar al die overdaad? Halverwege de maaltijd zitten we al vol, maar het eten blíjft komen.
Weifelend vragen we het na: jawel, het blijkt het verkeerde menu te zijn! Geen probleem hoor, maar nu zitten we toch écht vol, en voordat de obers ons nóg iets kunnen komen brengen sluipen we er gauw vandoor. Maar oeps, zo gemakkelijk komen we ongezien niet weg. Daar komt Monsieur Achmed ons de weg al versperren… Hij duwt ons een groot bord bananen, appels en druiven in de handen. “Hier. Neem dit maar lekker mee naar je kamer, dan hebben jullie straks nog wat te eten”, en hij doet er nogmaals een schepje bovenop door er nóg meer appels en bananen bij te leggen! We weten ons geen raad met al dat fruit. Dat kunnen we toch echt niet allemaal op! Gierend van het lachen strompelen we terug naar de kamer, terwijl we onderweg wat fruit uitdelen aan de bewakers die buiten in het donker de geparkeerde auto’s in de gaten moeten houden. Zij zijn er tenminste wél blij mee!
Een onderhandeling teveel
De beste tijd voor een trip door de lagune met een vissersboot is bij laagtij. We lopen achter de visser aan die ons de afgelopen dagen al meerdere malen heeft proberen te strikken voor zijn tochtje op het water. We onderhandelen over de prijs van een vaart van veertig minuten, dat zou voldoende zijn om alles te zien, verzekert hij ons. Het miezert een beetje, de lucht is grauw. We varen langs de villa van de koning en de marabout, langs oesterkwekerijtjes die bij vloed onder water komen te liggen, en we zien veel zee- en watervogels. Helaas laat de beloofde flamingo zich niet zien. Halverwege de vaart begint – hoogst ongewenst – opnieuw een onderhandeling met de visser; voor wat extra Dirham kunnen we nog een eindje verder varen, en nog véél meer zien… Boos stemmen we toe. Dat had hij ons wel eerder kunnen vertellen!
Terug aan land beklimmen we de rots die oceaan en lagune van elkaar scheidt. Bij vloed kan je er niet op zonder natte voeten te halen. Al snel keert het tij, en gefascineerd kijken we hoe het water werkelijk naar binnen stróómt. Het zijn ware watervalletjes die de grillig gevormde rotskust overspoelen.
De oceaan is vandaag veel kalmer. Aan het einde van de weg is een piepklein boulevardje aangelegd waar de vissers van het dorp bijeenkomen. Emmers met vis staan voor hen op de grond. ‘s Avonds beklimmen we voor de laatste maal de rots die de toegangspoort naar zee vormt. Van zo hoog kijken we neer op het ebbende water, dat ditmaal met bakken zeewaarts stroomt. Als een rivier met stroomversnellingen. De lagune komt weer helemaal droog te liggen en tot zonsondergang gaan we op zoek naar in de poeltjes achtergebleven schelpjes, mosselen, garnalen en visjes.
Invitation
Voor de laatste keer bestellen we ‘ons’ menu. In het restaurant wordt intussen druk geïmproviseerd, want bijna alles is opgeraakt: de spaghetti is op, de appeltaart is op, de calamaris, de tong… In plaats daarvan krijgen we een heerlijk bord groentensoep en een enorme pan met schelpdiertjes.
Morgenvroeg zullen we weer vertrekken, dus lijkt het ons beter de rekening maar vast te betalen. We houden ons hart vast, want eigenlijk zijn we met een behoorlijk klein budget op reis. Dit waren zéker onze duurste nachtjes. Die altijd even vriendelijke Monsieur Achmed wil wel even de rekening voor ons maken… Uit het losse handje schrijft hij wat bedragen op, daarbij alles naar beneden afrondend. Ontbijt hoeven we niet te betalen, zegt hij. De spaghetti? Nee hoor, “invitation!” roept hij luid lachend. En de chocomel voor de kleine dan? aarzelen we. Welnee, “invitation!”. Naar de vermelde service-belasting vragen we maar helemaal niet meer. En al het eten en drinken van de eerste dag was al afgerekend door Hans… Joepie! Van al dat bespaarde geld kunnen we morgen in Marrakech mooi nog wat leuke souvenirs kopen!
© 2005 Monique van Gaal